Pizza Einstein


Voor wie zeker weet dat zijn trein er zo aankomt, is wachten een koud kunstje. Maar midden in de winter, in een uithoek van Europa op een perron dat aan alle kanten scheef afloopt, stelt een trein met onbekende vertraging het gemoed danig op de proef.
    Dr Jacobson spuugt op de grond. Hij speurt naar beweging in de wijzers van de stationsklok maar hij moet tegen de zon inkijken en geeft het op.
    'Verdwaalde wereld!' gromt hij.
    Om hem heen braakland en een veld waarin een idioot lange goederentrein tussen hoog opschietend gras verborgen staat. Het ding maakt een volmaakte cirkel, als een slang die in zijn eigen staart dreigt te bijten. Maar geen paniek, de wielen zijn van roest en of de trein ooit van zijn plaats zal komen, is zeer de vraag.
    Jacobson pakt een steen en smijt die naar een hond die hem de hele tijd achtervolgt maar steeds op veilige afstand blijft. Het beest heeft een vacht die van schurft uiteenvalt.
    'Weg jij, weg!'
    Een stomme blaf als antwoord
    Jacobson zet drie stappen in de richting van de hond maar struikelt over een kadaver waar zelfs de gieren geen brood in zien. De hond mist een poot en mankt weg.
    Tamelijk centraal in deze negorij staat een wachttoren met rood-witte strepen in de top. Er hangt een grote luidspreker aan, een grijze waaruit plots een omroeper begint te ratelen. Even plots het begonnen is, valt het geluid weer uit de lucht. Daarna volgt een echo, dan een jingle, krakerige elektropop. Daarna niets
    Jacobson zoekt het loket op. Daar zit een man in uniform die zakelijke dienstmededeling tot de kunst van het minimum heeft verheven. Hij vraagt niet of Jacobson een enkele reis of retour wil. Eerste klas, tweede klas? Roken, niet-roken? De man schuift hem alleen een kartonnen kaartje toe en peinst er niet over erop te wijzen dat de trein met dezelfde bestemming ook om 10:00 uur rijdt en dat uitgerekend de trein van twaalf uur wel eens een flinke vertraging op kan lopen.
    Jacobson reageert met: 'verdwaalde wereld'. Hij slaat de hoek om en stapt Pizza Einstein binnen. Na de buitendeur volgt een dubbele binnendeur. Hier geen snelle happen voor toeristen of reizigers met haast, alleen een simpel naambordje met daaronder een flard Dante: 'Voi ch'entrate, lasciate ogni speranza.'
    Binnen is het net een grote speelzaal. Zo een waar je je geld niet kwijt kunt omdat de croupier die je het uit de zakken zou moeten schudden, zelf aan het gokken is geslagen. Sobere inrichting, dat wel. Tafels, stoelen, banken. Hier en daar een kleedje op tafel, een asbak, valse bloemen. De tafels zijn donkerbruin gelakt en met beige tegels ingelegd. Ondanks dat de naam anders doet vermoeden, is er van pizza eten geen sprake.
    Jacobson bestelt een glas thee.
    'Komt in orde, meneer,' antwoordt de bediende beleefd. 'Had u verder nog iets gewenst?'
    'Brengt u mij gewoon een glas warme thee. Ik heb dorst.'
    Terwijl de bediende naar achteren verdwijnt, meet Jacobson de afstand tot aan de toog. Die is in één oogopslag nauwelijks te meten. Op tafel ligt een blad met vertrektijden van de trein. Helemaal onderaan staat: 'Einstein was a refugee.'
    Behalve Jacobson zitten er in de restauratie alleen een oudere man en een vrouw. De man heeft een gladde, kale kop. Hij loopt op en neer naar de jukebox en zet steeds dezelfde plaat op. De vrouw is zeker 15 jaar jonger dan hij en zegt geen woord.
    Opnieuw komt de bediende bij Jacobson. Informeren of hij verder nog iets wenst.
    Jacobson schudt van nee. 'Ik wacht op de trein,' zegt hij.
    Niet lang daarna komt er een vrouwelijke bediende bij hem aan tafel. Ze heeft mooie, grote ogen.
    'Wat staat hier?' sommeert Jacobson haar hem voor te lezen.
    'Vertrektijden.'
    'Vertrektijden? Oké. Wat? Hoe laat? Waar vandaan?'
    De serveerster kijkt hem vragend aan. Er verschijnt een glimlach op haar gezicht en ze verdwijnt naar achteren. De kerel die steeds naar de jukebox loopt om dezelfde plaat op te leggen kijkt Jacobson uitdagend aan. Die kale knetter van hem glimt zoals zwartleren legerlaarzen kunnen glimmen.
 'Wat scheelt er, mijn beste? Is de bediening niet naar wens?' De kerel heeft een volledig kale kop en draagt een Nazibrilletje van uiterst dun ijzer. 'Mag ik zo vrij zijn te vragen wat u bezighoudt?'
    Jacobson wijst op de klok en zegt dat hij op de trein wacht.
    'Excuseert u mij voor mijn nieuwsgierigheid, maar welke trein verwacht u nog op dit uur? De treinen van 8 en 10 zijn allang voorbij en...'
    'Ik wacht op een trein met vertraging.'
    'Pardon? U wacht op een trein met vertraging? Curieus, nietwaar Antoinette?'
    Antoinette knikt.
    'Doet er niet toe. Ik wacht op de trein, ik geniet van mijn thee. Ik profiteer ervan zolang als dit huis geopend is. Ik..' Jacobson wil nog wat zeggen als de serveerster met de glimlach komt vertellen dat de vertraagde trein voorlopig nog niet op komst is.
    'Verdomme nog an toe!' reageert hij en slaat met de vuist op tafel.
    De kerel met het brilletje wil meteen reageren, maar gebaart eerst zijn mond leeg te moeten eten.       Antoinette heeft moeite haar lange benen onder tafel verborgen te houden. Jacobson kijkt geërgerd om zich heen. Die kale knetter is van het type gladjakker waar elke goedwillende burger allergisch voor zou moeten zijn. Zo iemand die het altijd beter weet en op elk afdoende antwoord een wedervraag stelt. En dan steeds wil weten: 'Is dat zo? Is dat echt zo? Werkelijk? Maar ik dacht toch dat...'
    'Kunnen we u nog ergens mee van dienst zijn, meneer?'
    Jacobson schrikt op. Hij heeft de serveerster niet aan zien komen. Ditmaal is ze niet alleen. Een hele fanfare vrouwen en een oude vent met een pet op zijn kop zitten nu in de zaal. Plots overweldigend de geur van gaarkeukens en botergeile wijven. De dames hebben allemaal witte netjes op het hoofd en zwembadsloffen over hun schoenen. Witte schorten voor, bloederig wit. Ze schreeuwen bij foto's van voetballers in ontbloot bovenlijf. Hun stemmen hebben een fenomenaal bereik en ze willen allemaal hetzelfde. De bejaarde kerel begint met een pakje sigaretten te voetballen. Hij komt om sleutels van de wc vragen maar krijgt die niet. Het bedienend personeel wil hem eerst horen zeggen dat hij er voorzichtig mee zal omspringen. Dat belooft hij plechtig. Echt waar? Echt waar. Dan krijgt hij de sleutel omgehangen, aan een touwtje om zijn nek.
    Het gebrul van de vrouwen in het wit verstomt na een lange, elektronische piep.
    De kerel met die kale kop en dat brilletje en die jonge vrouw van hem zit weer te gebaren. Dat het zijn favoriete nummer is op de radio. Maar dat men niet per se stil hoeft te zijn. 'Nog niet...' lacht hij. 'Nog niet...'
    'Weet je wat die kale knetter van jou mij zegt..?'
    De kerel met het brilletje knikt hem bemoedigend toe maar Jacobson maakt zijn zin niet af.   Antoinette trappelt haar lange benen bloot. Het bedienend personeel is nergens te bekennen.
    'Verdwaalde wereld,' gromt Jacobson en hij stapt naar buiten.
Op het perron staat de deur van de wachtkamer wijd open. Er liggen halve lijken te slapen. Sommigen met de mond open, anderen met een zakdoek voor het gezicht. Er hangt een doordringende stank van alcohol, opgedroogd zaad, zweet en vuile handen.
    'Stel je voor, een wereld zonder vertraagde treinen...' begint hij een gesprek met een landloper.
    Die kijkt hem aan alsof hij het allemaal begrijpt.
    'Maar rijden er hier überhaupt wel treinen?' valt Jacobson uit.
    De landloper schudt niet-begrijpend het hoofd. Daarop gaat Jacobson verder en begint te lopen.   Koppig en met grote passen de verte tegemoet. Geen stationspeaker die hem tegenhoudt. Geen wind in de rug om samen bielzen mee te tellen. Hij loopt en blijft lopen.
    's Avonds laat keert Jacobson terug. Alleen bij de stationsrestauratie brandt licht. De kerel met het brilletje zit er niet meer. Antoinette evenmin. Het bedienend personeel loopt zwijgend rond.
    'Meneer Jacobson?' noemt de serveerster hem bij zijn naam, 'vandaag komen er geen vertraagde treinen meer binnen. U kunt gaan, hoor.'
    'Geen treinen meer binnen?'
    Maar de serveerster heeft nu geen tijd voor praatjes. Ze wimpelt zijn verbijsterde blik vlotjes af. Haar gezicht met de gulle lach en blanke tanden verandert vliegensvlug in een grijnzende, glimmende bek vol tralies. Smeedijzer en gewapend beton. Jacobson sprint naar de deur. Hij grijpt naar de kruk, maar maait finaal door de lucht. Hij stopt zijn vingers in zijn oren. Tevergeefs. Eén harde klik en de deur valt met een klap in het slot.


- -

Pizza Einstein, Jean-Luc van IJperen