Tegen de zon opboksen

 
1. 

Tegen de zon opboksen
(een zachtmoedig mens mag hard zijn)
niet half in actie komen,

achter een dichtgeschilderd raam
een druppel tijd verspillen, ijs 
en weder dienende
een buitendag inkleuren,

elk moment een venster.
Bunkerzicht en tijd om tijd 
de hele dag nog steeds 
niet op tijd. 


2.

Zeeën wilde zomereiken 
om niets uit de grond in het land
verbannen

solitair of en groupe 
huizen daar waar geen mens 
zonder wortel geschoten
oogsten kan:

de zon, even voor de ondergang
de zon, eindeloos de zon. 


3.

Non-stop in herhaling, steeds iets mooier
dan weer hetzelfde: afzinken in thuiskomen,
niet-schrijven en bezegelen van wat belofte,
ijskoud ontslapen en vergeten dat dode spoken
mogen doden.


4.

Gordijnen ritsen langs hun rails,
een raam wordt ontgrendeld:
scharnieren gieren, luiken zwieren
de morgen in.


5.

Blakend van hartstocht
rotsgrond weet onbestemd
steen na steen
zijn wortels voeden.


6.

Twee bankjes in open veld
ze hebben aan elkaar genoeg.

Vrij zicht over berg en dal.
Ideale picknickplaats voor wandelaars,
toeristen, mensen van één dag.

Twee bankjes in open veld
ze weten: het is ieder voor zich.

7. 

In gedichten gekluisterd proza 
ligt donker de zon,
de nacht alleen.

Er is geen stilte, ieder ogenblik 
overklast. Een naald valt, 
precies 

een bijl op tijd.


8.

Weilanden vol dauw, 
dikbilkoeien achter prikkeldraad,
een mestvaalt hier, 
een Jezus daar.

Geen kringloop zonder einde,
geen blauw grijs blauw zonder groen
tot aan de horizon.

Samen stromen de lijnen,
samen in verdwijnen.

Er is niet meer dan dat. 


- - 

Tegen de zon opboksen, Jean-Luc van IJperen